Peuter- en kleuterperiode
Omstreeks zijn tweede jaar ontdekt je kind het bestaan van zichzelf en anderen. Hij kan bijvoorbeeld opmerken dat anderen naar hem kijken. Hij heeft dan nog onvoldoende reflectievermogen om te begrijpen wat er gebeurt en waarom.
Voor je kind is de manier waarop jij en de mensen uit zijn directe omgeving met hem omgaan, van groot belang. Als hij merkt dat je hem accepteert zoals hij is, krijgt hij zelfvertrouwen. Soms is accepteren niet vanzelfsprekend. Durf als ouder eerlijk te kijken naar alle gevoelens die je hebt. Je hoeft ze niet te veroordelen, maar je kunt er wel iets mee te doen. Het delen van deze gevoelens kan helpen.
Meestal is het goed om open te zijn over zijn schisis. Dan merkt je kind dat hij zich daar niet voor hoeft te schamen. Daarnaast is het als ouder de kunst om alert te zijn op je eigen non-verbale signalen. Jouw reacties op de mensen in jullie omgeving zijn een voorbeeld voor je kind.
Als je kind in groep 1 of 2 van de basisschool zit, is het vaak nog lastig voor hem om over zijn schisis te vertellen. Bij onderwerpen als “mijn lijf” kan de juf er wel iets over zeggen.
Zes tot twaalf jaar
Tijdens deze periode ontwikkelt je kind zijn zelfbeeld. Hij identificeert zich met andere kinderen. Vriendschappen, sport en hobby’s worden belangrijk. In de contacten met anderen kan hij zich meer bewust worden van zijn schisis. Hij kan ervaren dat andere kinderen alles wat anders is, raar of eng vinden. Het kan je kind helpen als hij vertelt over zijn schisis.
Op deze leeftijd van je kind ervaar je als ouder ook vaker dat het onderwerp schisis op een andere manier een rol gaat spelen in je gezin. Moet je er wel iets over zeggen, of juist niet en zo ja, wat en hoe dan? Met je kind praten over wat er aan de hand is (geweest), maar ook over hoe hij hierover wil communiceren, laat hem zien dat hij een keuze heeft in hoe hij met dit onderwerp omgaat. Een spreekbeurt kan een hulpmiddel zijn om te leren zich beter weren tegen kinderen die aandacht geven aan zijn anders zijn.
Als je kind het moeilijk vindt om met anderen te praten of in zijn groep over zijn schisis te vertellen, bijvoorbeeld omdat zijn spraak anders klinkt, is het goed om hem hierin te (laten) ondersteunen. Je kunt het ter sprake brengen bij zijn leerkracht, logopediste en/of de maatschappelijk werker/psycholoog van het schisisteam.
Puberteit
De puberteit is een turbulente periode voor je kind. Op lichamelijk en psychisch gebied verandert er veel. In deze fase ontwikkelt hij zijn persoonlijkheid en groeit toe naar onafhankelijkheid. Het uiterlijk van je kind is vaak belangrijker dan voorheen. Hij kan zich daarover onzeker voelen en extra (negatieve) aandacht aan zijn schisis geven. Het kan zijn dat hij tijdens de puberteit meer moeite heeft met het accepteren van zijn schisis. Ook kan hij eventuele correcties aan zijn gezicht willen versnellen. Als hij zijn gevoelens daarover met anderen deelt, kan dat hem helpen. Contact met lotgenoten dient mogelijk als ondersteuning, maar is niet voor iedere jongere wenselijk.
Voor jou als ouder is de puberteit een periode van laveren. Naast zijn uiterlijk zijn het maken van vrienden en het hebben van relaties heel belangrijk. Het hoort bij deze leeftijd dat je kind niet alles meer met je deelt, ook al zie je het wel. Blijf ondersteunend maar durf ook je grenzen te stellen. Daardoor blijf je als ouder betrouwbaar. Het erkennen van de beeldvorming van je kind (“ik kan me indenken dat je dat niet leuk vindt”) betekent niet dat je je kind een probleem aanpraat, maar levert vaak een positieve bijdrage. Wees niet bang dat je het probleem nog erger maakt; je kind weet zich eerder erkend bij de gedachte dat het niet zo gek is wat hij voelt.